Dit vak is zeer smal en daarom draagt
de kamversiering tegen de nok, net als
in het tegenoverliggende vak, een kleine
uit de vrije hand geschilderde simpele
bloem. Tussen het lofwerk kon nog net
de pelgrimsstaf en een viertal schelpen,
inclusief hun slagschaduwen,
worden weergegeven.
Deze attributen verwezen naar het altaar
van Jacobus de Meerdere, wiens graf in
Santiago di Compostela het eindpunt
was van de bekendste lange bedevaart.
Het aan deze heilige gewijde altaar be-
vond zich dus hier naast het Maria-altaar.
Derde oostelijk vak naast de viering
46