De bouw van de huidige Laurenskerk begon omstreeks
1480 ter vervanging van een kleinere tweebeukige kerk. Het
werk werd uitgevoerd naar plannen van Anthonis I van de
bekende steenhouwers- en architectenfamilie Keldermans
uit Mechelen. Dit bedrijf leverde ook kant en klaar gemaakt
steenhouwwerk. Dankzij deze werkwijze en de gekozen lichte
constructie met houten tongewelven kon het omvangrijke
gebouw binnen veertig jaar worden voltooid. Sluitstuk was
de beschildering van het gewelf in het schip, de viering, beide
transepten en het koor, uitgevoerd in de jaren 1516 – 1519.
Nadat zij grauwwit waren gesausd, kregen de gewelfribben
een versiering van dwars over het ribprofel geschilderde ke-
pers; rood, wit, geel, wit, rood, wit enzovoort, zwartomlijnd.
Langs de ribben werd een kruisbandlijst op het eveneens
grauwwit gesausde gewelf aangebracht. De tegen de kruis-
band geplaatste kamversiering bestond uit elkaar rakende
driepasbogen met lofwerk op de raakpunten. Alles werd
uitgevoerd in de toen gebruikelijke laat-gothische stijl.
In de negen gewelfvakken van de koorsluiting bleef de kam-
versiering achterwege om er één doorlopende voorstelling van
Het Laatste Oordeel in aan te brengen. Deze monumentale
compositie werd ontworpen door de in Amsterdam gevestigde
Jacob Corneliszoon van Oostsanen (± 1470 – 1533). Het
overbrengen van het in onderdelen voorbereide ontwerp
gebeurde op zijn aanwijzingen en het schilderen van de
hoofdpersonen en de grote fguren in de voorgrond deed
hij grotendeels zelf. De al genoemde kamversiering in de
overige delen van het gewelf zal door zijn medewerkers zijn
uitgevoerd, maar de suggestieve schaduwwerking en de geraf-
fneerde hoekoplossing boven en onder in de kamversiering
verraden zijn bemoeienis met ontwerp en uitvoering van dit
architectonische schilderwerk.
Binnen alle gewelfvakken in het schip en de twee transepten
kwamen emblemen te staan die verwezen naar de daaronder
aanwezige altaren of hun eigenaars. De weergave van deze
emblemen maakte duidelijk dat de voltooiing van het gebouw
te danken was aan giften uit de binnen het gebouw geplaatste
altaren van de dominante rijke families, de gilden en de twee
schutterijen. Alkmaar had op eigen kracht een stadscathedraal
laten verrijzen.
Het succesvolle verzet tegen de Spaanse belegeraars in 1573
bracht Alkmaar defnitief aan de zijde van de opstand en dat
betekende tegelijk een keuze voor de protestantse religie. De
altaren werden uit de kerk verwijderd en het gebouw werd
als preekkerk heringericht. Veel bleef onberoerd. Het glas
in lood in het grote venster van het Noordtransept, met de
geschiedenissen van Sint Laurens en Sint Matthias en de
afbeelding van de schenkers en hun beschermheiligen, sneu-
velde pas bij de modernisering van de ramen in de 18
e
eeuw.
De gewelfschilderingen werden zelfs weer bijgewerkt als er
bij reparaties van de kap planken waren vervangen. De in het
gewelf aanwezige emblemen herinnerden nog altijd aan de
vroegere altaren en lieten zien waar die tot de reformatie had-
den gestaan. Ook Het Laatste Oordeel, hoewel strijdig met de
Calvinistische beginselen, werd in 1659 bijgewerkt. Maar in
de volgende eeuwen raakte het gewelf meer en meer aangetast
door lekkages, schimmel en houtwurm zodat kap en gewelf
voortdurend moesten worden opgelapt. Dit was de prijs die
de latere generaties moesten betalen voor de destijds gekozen
lichte constructie van het gebouw. Tegen 1885 was het gewelf
in de ogen van de timmerlui niet langer te repareren. Al het
oude beschot met zijn historische rijkdom werd daarom
uitgenomen en door nieuw vurenhout vervangen. Het
Laatste Oordeel begon hierna aan een omzwerving die in het
Rijksmuseum zou eindigen. Na te zijn gerestaureerd door Jan
Dunselman was het daar vanaf 1904 als deel van de collectie
te zien. In dat jaar verscheen het uitgebreide overzicht van
Gemeente-archivaris C.W. Bruinvis over de bouw en de ver-
siering van de Laurenskerk waarin werd meegedeeld dat Het
Laatste Oordeel binnenkort in Amsterdam te bewonderen zou
zijn maar dat al het overige gewelfbeschot uit de Laurenskerk
verloren was gegaan.
In 1925 werd de collectie van het Rijksmuseum uitgedund en
Het Laatste Oordeel naar Alkmaar geretourneerd. Het moest
daar, opgestapeld in de Librye, tot 1941 wachten voordat het
op zijn oude plaats kon worden teruggeplaatst en bijgewerkt
door Gerard Jansen. Het gedurende vier eeuwen verzwakte
hout, de demontages, verhuizingen en de daardoor uitgelokte
reparaties, retouches, overschilderingen en de dikke slotvernis
bepaalden de erbarmelijke staat waarin de in 2003 begonnen
restauratie verbetering moest brengen. Op 30 juni 2011 was
die taak volbracht.
De gewelfschilderingen in de Laurenskerk van Alkmaar